De koning van Siam
De koning van Siam die had het zo koud.
Toen heeft hij zijn kop in de kachel gedouwd.
Toen heeft hij zijn kop in de kachel gedouwd.
Hij moest voor z’n vrouw een paar boodschappen doen.
Een pak lucifers en een dotje katoen.
Een pak lucifers en een dotje katoen.
Hij kocht nog wat zout en een flesje azijn.
Dat smaakt bij de pudding zo pittig en fijn.
Dat smaakt bij de pudding zo pittig en fijn.
Hij nam die azijn al mee in een vergiet.
Dat was wel niet slim, maar dat hinderde niet.
Dat was wel niet slim, maar dat hinderde niet.
Hij was maar net thuis of daar brulde zijn vrouw.
Ben jij nou een koning, wat heb ik aan jou.
Ben jij nou een koning, wat heb ik aan jou.
Toen kreeg-ie ‘t zo warm en toen kreeg-ie ‘t zo koud.
Toen heeft hij zijn kop in de kachel gedouwd.
Toen heeft hij zijn kop in de kachel gedouwd.
De koning van Siam die ging toen kapoet!
Dat heb je ervan als je boodschappen doet.
Dat heb je ervan als je boodschappen doet.